Toen er niets dan chaos was
Volgens de oude Grieken was chaos (χάος) de definitie van het ultieme niets, waaruit constant iets voortkomt. Je kunt het zien als een primitief begrip van deeltjes, of materie (slimme mensen, die oude Grieken). In het begin, voor de oerknal, was er niets dan anarchie. Er waren miljarden kleine deeltjes rommel die eindeloos en wanordelijk rondzwierven. Eens in de zoveel tijd ontstond er een combinatie van deeltjes… die samen ‘iets’ vormden dat wij als mensen zouden kunnen benoemen. De aarde, de hemel, lucht. En toen begonnen er andere dingen te ontstaan. Graan, een koe. Alles dat volgens de oude Grieken niet door de goden was gecreëerd voor een specifiek doel, was volgens hen ontstaan door een willekeurige organisatie van de wanorde. In de Griekse mythologie verschijnen er zo nu en dan gewoon dingen. Uit het niets, of liever gezegd, uit de chaos.
Chaos hoeft niet negatief te zijn
Wat kunnen we opmaken uit deze mythologische benadering van ordeloosheid? Om te beginnen hoeft het niet per se negatief te zijn; we zouden het ook als neutraal kunnen beschouwen. Daarnaast hoeft anarchie ook niet stressvol te zijn. Het is gewoon ongeorganiseerd. En dat is soms best prima. Op een gegeven moment zal het zichzelf weer organiseren en ‘iets’ vormen. Iets onverwachts, iets wat zonder chaos nooit mogelijk geweest zou zijn. Dus waarom bekijken we wanorde niet met verwondering?
Tot slot
Wanneer we vanuit een ander perspectief naar chaos kijken, kunnen we zien dat zich nieuwe dingen beginnen te vormen. Wanneer het leven chaotisch is, dat is wanneer mindfulness het meest effectief kan zijn – en het leukst.